Spil Helpt
Het belang van luisteren, zwijgen en kijken.

Het is bijna 17.00 uur en ik moet over een kwartier weg. In dat kwartier hoop ik nog even snel een opgewarmde maaltijd naar binnen te kunnen schuiven omdat ik pas laat thuis ben vanavond. Op de achtergrond klinkt het gepiep van de magnetron en mijn opgewarmde macaroni staat me al op te wachten. Ik maak het deurtje open, maar helaas zal ik de warme macaroni niet naar binnen kunnen werken, want er ligt een licht ontvlambare – huilende – stampende kleuter op haar buik in de zitzak, die even al mijn aandacht opeist. Dag macaroni. Een kwartier geleden was ze nog fijn aan het spelen en nu ligt ze (in mijn ogen) zonder reden zo hysterisch te doen. Ik vraag me af waar dat nou weer goed voor is. Heb ik iets gemist? Geïrriteerd roep ik een paar keer dat ze moet stoppen en ik vraag wat er is. Ze blijft stampen en roept wat dingen zoals ‘ik mocht ook nog een filmpje kijken’ en ‘ik wil ranja’. Toch vraag ik mij af wat het echte probleem nou is, want ben ik nou gek of niet, er staat ranja voor haar neus en ik had al toestemming gegeven om nog een filmpje te kijken.
Na 10 minuten drama, krijg ik haar dan toch zo ver om even bij me op schoot te komen zitten. Ik wacht en luister en hoor dan na een tijdje alsnog wat haar nu écht zo dwars zit; haar vriendje, waar ze straks zo fijn mee heeft gespeeld, is zonder een knuffel te geven naar huis gegaan. Zonder iets te zeggen. Natuurlijk heeft hij wel iets geroepen, maar zij was op dat moment te druk bezig en heeft het waarschijnlijk gemist. En nu vraagt ze zich opeens af waar hij gebleven is. Oké, denk ik, dus al dat drama om het gemis van een knuffel en een ‘bedankt voor het spelen’? We besluiten haar vriendje even te bellen via een videogesprek. Het scherm gaat open en we zien daar, aan de andere kant van de telefoon, haar vriendje leuk spelend met zijn lego. Mijn kleuter ziet het ook en barst weer in tranen uit. Het kost mij moeite om mijn lach in te houden want, ik geef toe, het is allemaal best aandoenlijk wat ik zie gebeuren. Na een paar keer opnieuw in huilen te zijn uitgebarsten, wordt ze wat rustiger na een paar liefkozende woordjes vanaf de andere kant. Voor nu is het even genoeg en het hele probleem is opgelost. Voor haar is het nu goed afgesloten. Gelukkig. Dan kijk ik nog even naar de klok en dan weer naar de magnetron... zucht.
Zoiets gebeurt natuurlijk wel vaker. Dan vragen wij ons af, wat is er toch aan de hand? Of we vullen gewoon wat in, ‘ze zal wel moe zijn’ of ‘ze heeft haar dag niet’. En dat zorgt vervolgens voor nog meer frustratie en opstandig gedrag, want ‘mama je snapt er echt niks van!’. Soms komen we er toch achter wat er nou daadwerkelijk aan de hand is, door simpelweg ‘echt’ te luisteren. Kijken, zwijgen en luisteren.
Zo ook op mijn werk, waar dagelijks kinderen over de vloer komen voor een onderzoek naar leer- en/of gedragsproblemen, vaak in combinatie. Want laten we eerlijk zijn, het is niet zo vreemd dat we thuis alles en iedereen afsnauwen en we snel boos worden als het leren op school niet zo gemakkelijk gaat. Die ruzies komen ergens vandaan, het niet kunnen slapen heeft een reden en die stemmingswisselingen ook.
Jasmijn komt samen met haar moeder binnen voor een onderzoek. Haar moeder start met praten en stopt de eerste vijf minuten niet meer. Jasmijn staat pal naast haar moeder, zwijgt, kijkt haar moeder af en toe aan en knikt wanneer ik oogcontact met haar maak.
Levi neemt na een korte kennismaking gemakkelijk afscheid van zijn moeder. We starten en al na 5 minuten zit hij onder de tafel. Een minuut later beweegt hij zich als een slang over de grond ‘kijk eens wat ik kan’ en direct daarna staat hij voor de boekenkast en leest hij de ruggen van enkele boeken voor.
Jimmie zit samen met mij aan tafel wanneer we pauze houden tijdens het onderzoek. Een mannelijke collega komt binnen en Jimmie staat paniekerig op van zijn stoel, hij fluistert mij toe dat hij graag weer wil beginnen met het onderzoek en in zijn ogen zie ik de paniek toeslaan.
Luuk vertelt over zijn ouders die zijn gescheiden, over zijn zusje, over zijn stiefzusjes, over zijn halfzusje en over zijn halfbroertje. Of was het zijn stiefbroertje? Tijdens het vertellen raakt hij de draad kwijt en mompelt ‘ik weet 100% zeker dat Sofie mijn echte zus is en 50% zeker dat Janne mijn echte zus is’, om er vervolgens na een diepe zucht uit te persen dat hij er eigenlijk niks van snapt.
Hoe komt een kindje binnen? Hoe stelt hij zich voor? Waar gaat hij zitten? Wat vertelt hij tussen de verschillende opdrachten door? Wat vertelt hij tijdens de opdrachten? Hoe maakt hij contact? Hoe reageert hij op een hond die blaft? Hoe reageert hij op iemand die binnen komt lopen? Hoe is zijn houding tijdens de pauze? Wat doet hij tijdens een gestructureerde opdracht? Wat doet hij tijdens een vrije opdracht? Wat doet hij wanneer we samen naar het speeltuintje lopen tijdens de pauze? Loopt hij naast mij? Loopt hij voor mij? Kijkt hij mij aan? Kijkt hij naar mijn schoenen? Hij zwijgt, ik zwijg. We lopen. En dan begint hij te vertellen..
Testen kunnen nog zo goed wetenschappelijk onderzocht en genormeerd zijn, en in zoveel landen gebruikt worden, maar niets kan op tegen wat een kindje zegt, wat hij op school laat zien, wat hij thuis laat zien na schooltijd, wat hij thuis laat zien in het weekend of in vakanties, hoe hij zich uit, wat hij vertelt voor het slapen gaan, wat hij vertelt tijdens het slapen, wat hij tekent, wat hij lichamelijk en verbaal zegt. Dat zegt allemaal meer dan al die wetenschappelijke testen die we afnemen bij kinderen.
Natuurlijk gebruiken we tijdens de onderzoeken bij kinderen testen om bepaalde vaardigheden in kaart te brengen. Maar observaties, een stukje zelfbeeld en competentiebeleving en wat een kindje zelf vertelt zijn misschien wel de meest belangrijke onderdelen van het hele onderzoek. Stiltes laten vallen, zwijgen, luisteren, kijken en observeren. Een spelletje spelen, wat drinken, een koekje eten.. en misschien nog wel een. Natuurlijk noteer je tijdens het testen de gegeven antwoorden en je houdt de tijdscores bij, maar nog belangrijker is om je ogen goed de kost te geven en je voelsprieten uit te klappen. Wat zegt dit kindje? Wat zegt het nu eigenlijk écht? Op wat voor toon? Moet ik doorvragen? Wat is zijn houding? Wat zie ik, wat hoor ik, wat voel ik? Multitasken en alert zijn. Die macaroni kan best wel even wachten..
Stel je voor dat je morgen wakker wordt en al je zorgen zijn die nacht verdwenen, wat is er dan die nacht gebeurd? Heb je dan bijvoorbeeld geen moeite meer met lezen, heb je dan opeens heel veel vriendjes, wat is er veranderd? De wetenschappelijk onderzochte testen zijn een onderdeel van een goed en compleet onderzoek, maar het is niet voor niets ‘een onderdeel’. Het andere deel gaat nog veel verder dan dat. Het andere deel is niet wetenschappelijk onderbouwd en daarom juist zo relevant, want juist dát onderdeel is kind-eigen, uniek.
Vragen zoals ‘wat zou je veranderen op school, als je iets zou mogen veranderen?’, ‘wat heb je nodig?’, ‘wat zou je thuis of aan je familie graag willen veranderen?’, ‘wie zou je voor een dag willen zijn en waarom?’.. de antwoorden op deze vragen zeggen meer dan de antwoorden op vragen zoals ‘wat is 850-85?’, ‘wie was Columbus?’, ‘wie was Picasso?’ en ‘waarom is doping verboden bij sportwedstrijden?’. Behalve dat deze antwoorden samen met een heleboel andere antwoorden bijdragen aan een totale intelligentiescore, zorgen deze vragen ook altijd tot een creatieve denkwijze en de leukste antwoorden. Ook al twijfelen ze over het antwoord, het geven van een antwoord duidt op een doorzettingsvermogen en dat kun je alleen maar bewonderen.
Zo kan Columbus ook best wel een keeper in het Nederlands elftal zijn en zou Picasso zonder twijfel zijn broer kunnen zijn. Bij totale onwetendheid proberen ze er toch nog een bonuspunt uit te slaan, door aan te geven dat ze het antwoord niet weten, maar dat hij (Columbus) wel in het boek stond over Julius ‘Zebra’. En wat maakt het uit, Julius Cesar of Zebra, het komt op hetzelfde neer. Waarom is doping verboden bij sportwedstrijden?, ‘uhm.. misschien omdat je in de kerk niet mag sporten?’. Een punt of niet, creativiteit is een feit.
Vaak is het zo dat kinderen zich moeten aanpassen. Die vinden het moeilijk op school, dus gaan naar bijles en oefenen thuis in een huiswerkboekje. Die zijn opstandig en snel boos, dus gaan ze naar speltherapie of op boksen. En de omgeving dan? Waarom vindt hij het zo moeilijk op school? Gaat de leerkracht in het vervolg nu ook de uitleg aanpassen zodat het wél beter te begrijpen is? En waarom is dat andere kindje boos? Heeft hij last van de scheiding van zijn ouders? Loopt hij op school op zijn tenen? Is het misschien juist te makkelijk op school? Wordt hij gepest? Het is niet alleen zo dat het kind zich moet aanpassen, maar het is misschien nog beter om als ouders en leerkrachten te veranderen, je aan te passen. Tenminste ‘samen’.
Mees begrijpt de instructie in de klas niet, zegt Annie de juf. De juf wordt er kriebelig van, een kriebelige juf Annie. Mees wordt vervolgens weer kriebelig van zijn kriebelige juf Annie. Hij komt thuis en de bom ontploft. Ruzie met mama en papa. Ook met zijn twee kleinere zusjes, want die zijn de boksbal. Mama en papa begrijpen er niets van. Dan komt juffrouw Janneke een tijdje in de klas omdat kriebelige juf Annie afwezig is. Juffrouw Janneke past de instructie aan, ze gebruikt wat makkelijkere woorden en plaatjes. Ze gebruikt voorbeelden. De opdrachten vindt Mees nog steeds moeilijk, maar hij vindt juffrouw Janneke lief. Ze luistert naar Mees en ze wordt niet boos als hij vragen stelt. Thuis ontploft de bom van Mees niet meer zo snel, het lontje is wat langer en soms ontploft de bom helemaal niet. Mees is blij, mama en papa zijn blij en zijn zusjes spelen samen met Mees.
Begrijp jij de instructie in de klas niet? Dan ligt het niet altijd aan jou. Misschien wordt het niet duidelijk uitgelegd in de klas. Of je vindt het misschien wel te moeilijk allemaal, dus.. dan moeten we het makkelijker maken. De leerkracht kan zich ook aanpassen, die kan ook veranderen. De leerkracht hoeft niet perse op boksen of naar speltherapie, maar die kan bijvoorbeeld duidelijkere taal gebruiken zodat je het wel gaat begrijpen.
Als ouders en leerkrachten vullen we vaak veel in voor de kinderen. Zo denken we bijvoorbeeld bij kinderen met dyslexie vaak dat ze het wel fijn zullen vinden om gebruik te maken van een vergroot lettertype, van een vergroot blad op zijn tafeltje. Of dat drukke jongetje zal het wel fijn vinden om met een koptelefoon op in de klas te werken, want dan wordt hij niet zo snel afgeleid. Maar misschien vinden ze dat helemaal niet fijn, misschien vindt hij zo’n groot blad op tafel wel super irritant omdat nu heel zijn tafeltje vol ligt en hij de bladzijden niet zo gemakkelijk om kan slaan. Misschien vindt dat andere kindje die koptelefoon wel heel erg kriebelen aan zijn oren en wordt hij juist daardoor afgeleid. Een kriebelige juf Annie en dan ook nog een kriebelige koptelefoon op zijn hoofd. Vraag dus aan een kind wat hij nodig heeft. Deze helden kunnen het vaak heel goed aangeven. Geef hen de regie en ben een ondersteuner, de assistent, luistert en probeer in te spelen op zijn behoefte. Schrijf het op zodat bij een wisseling van leerkrachten de ander ook weet wat dat kindje nodig heeft. Zodat hij niet weer alles opnieuw moet vertellen en dat er niet weer allemaal verschillende dingen worden uitgeprobeerd en Mees weer die kriebelige koptelefoon op zijn hoofd krijgt. Laat merken dat je als ouders en leerkrachten op één lijn zit. Weet van elkaars gemaakte afspraken, weet wat er op school afspeelt, weet wat er zich thuis afspeelt. Als een gezamenlijk team bereik je meer dan alleen. Meerdere keren heb ik kinderen horen zeggen dat het toch niet werkt ‘want van de andere juf mag dat toch niet’ of ‘mama weet het toch niet wanneer ik goed heb geluisterd naar de meester’ en ‘mijn andere juf weet niet dat ik dat met de meester heb afgesproken’. Minder invullen, meer luisteren en samenwerken.
- Mama luistert, ook wanneer mijn woorden niet veel zin hebben om iets te zeggen - - Mijn juf knutselt vleugels, om mij hoger te laten vliegen - - Papa rent mij niet voorbij, hij kent mijn tempo - - Die mevrouw zet mijn gedachten aan, door mij de juiste vragen te stellen -
Laten we vleugels knutselen, lopen en niet rennen, vragen stellen, maar meestal gewoon kijken en luisteren. Niet alleen kriebelige juf Annie, maar wij allemaal samen.
Stèfanie Groeneveld - van Hout
Orthopedagoog